Laatst werd ik gebeld dat mevrouw B. is overleden, of ik tijd had om een korte dienst te leiden in het kerkelijk centrum. Mevrouw B. is achtentachtig geworden en in haar eigen huis in een dorp op Walcheren overleden. Er zijn twee dochters en hun mannen met wie ik kan overleggen over de uitvaart. Het werd een mooi gesprek. De overledene lag opgebaard in de woonkamer en wij zaten ernaast om over haar leven te praten. Moeder was de laatste jaren overal te vinden op haar fiets, en ze lette meer op de vogels in de lucht of de bloemen aan de kant, dan op de weg voor haar. Een keer is ze van de dijk gereden en brak haar arm. Wat er haar niet van weerhouden heeft om zodra het kon weer op de fiets te stappen. Ze hield van bloemen, geen mooi opgemaakte boeketten maar wilde bloemen zoals haar tuin. In het zaaltje stond haar kist met een bloemstuk erop in de vorm van een kruis. Iedereen die binnenkwam legde er vervolgens een bloem uit eigen tuin bij. Het was prachtig in alle eenvoud. Na afloop liepen we achter de kist aan naar de begraafplaats op een door bomen omringd plekje net buiten het dorp.
Een week later was ik met een vriendin op kasteel Groeneveld voor de tentoonstelling van Bloemwerken. Zij had een hoed gemaakt die daar tentoongesteld was. Alle kamers hadden een eigen thema en het was een ware bloemenweelde en een groot contrast met de week ervoor. Soms een ware overdaad aan orchideeën dan weer een grappig element van bloemen die gevormd werden tot gebruiksvoorwerpen, zoals de zitting van een stoel, een stuk taart of kruidenboter.
Terwijl ik dit zit te typen vallen de blaadjes van de witte klimroos die ik in de tuin geplukt hebt een voor een uit. Het is herfst, de bloemen sterven af.